RRRauw!

Ik vlieg via Zwitserland naar Toulouse om te dierfriemelen bij Cefas en Wendy in Saint Antonin de Noble Val. Zij gaan twee weken naar familie, vrienden en dierbare plekjes in Nederland. Ik pak de bus voor een layover lunch in Basel. Onderweg schiet mijn hart als een raket omhoog. Bij elke halte staar ik in een Gesichte van Jawlensky. In het Kunstmuseum hangt zijn overzicht samen met werk van Picasso (Pianoman 🙂 en Chagal. Ik prop een banaan weg en loop sneller dan google maps kan bijbenen naar het museum waar ik gloeiend van opwinding tegen de suppoost begin te ratelen. Hangt er veel van Jawlensky? Hij is al dertig jaar favoriet maar ik heb ‘hem’ nog nooit in het echt gezien. Is Pianoman hier? grijns ik vragend. Normaal hangt hij in Barcelona. Weet u dat zowel Jawlensky als Pianoman voorkomen in ons boek? Ik kom op adem van mijn hoteldeparoolgebotel en denk aan Anne met een E. De man volgt het niet helemaal maar besluit aangestoken door verwonderende intentie dat ik voor de helft van de prijs naar binnen mag. “Wat zou het mooi zijn als jij in het doek van een meester terugkomt. Niet als Pianoman alhoewel het zo bij jouw humor past. Ik wil je vinden op een blikje Campbell’s soep van Warhol of in de verlaten melancholie van Edward Hopper aan de bar zien zitten. Ik wil je aantreffen in de wei bij de gele koe van Franz Marc en in de Gesichte van Jawlensky jouw trekken herkennen. In het museum sta je in contact met het tijdloze via het werk van grote meesters.” WEEK 39 uit ons boek. Het raakt me dat ik hier sta. Ik kijk je aan, lees de titel bij jouw Gesichte en huil zo’n lichte bui met opklaring. In der Liebe ist ewig was geistig is. Dus dat wilde je me via deze kosmische omweg laten weten. 

De week ervoor vertrek ik met stille dreun van de paukenist naar Arnhem. Ik wil ons huis voelen, de tuin lenteklaar maken en een doos met kleding en guilty pleasures naar Rumoro versturen. Ik pak Arnhemse meisjes in, extra pure hageslag en de volzoete Scheepsknopen van Oldtimers. Thuis loop ik direct naar jouw kant van het bed, kniel en kus je kussen. Ik ruik onder jouw deken, snuif in de kledingkast jouw geur op en pak erna het groene Protest t-shirt van de hanger om mijn gezicht in te drukken. En omdat het zo lekker langs mijn bovenlip kriebelt, trek ik een paar keer onder mijn neus jouw plukje haar door. Rouwrituelen. Marieke, mijn schoonste zus, brengt verlaat een bijzonder verjaardagscadeau. Jouw luchtje. Niet het zware parfum Durga, jouw doodsgeur, maar dat heerlijk waterige luchtje van Yves Saint Laurent dat langzaam uit jouw groene t-shirt en mijn leven verdampt. Alleen het dekentje waaronder je bent gestorven, ruikt nog verschraald naar jou. Tijd verlucht de dood. Maar nu geur jij opeens weer levendig op mijn huid. Voordat ik naast je in bed kruip, spray ik met YSL rond. Ik sluit mijn ogen. Ducche ligt trouw als Hachi voor het huis tot ik morgenochtend de voordeur uitloop. Ik hoor de geiten, ruik het eucalyptusbos en voel Rumoro. Het troost omdat ik weet dat het allemaal bestaat. Ik kan erin terugkeren. Mijn wieg tussen de bergen, de vergezichten die vroeger als ansichten te koop waren toen jij hier als kind speelde en bij El Siglo de toekomst ingaan waar de tijd ze vergeeld in een carrousel ronddraait. Ik ontspan en val heerlijk in slaap terwijl jouw geur neerdwarrelt.

Het zet al een maand door. Ik ben niet meer 24/7 aan het watertrappelen op het adagium Luctor et Emergo maar tube op een zwemband van groot gemis mee op de stroom van dat diepe verdriet. Af en toe fluit ik weer in huis, tiedeledie in de auto een Madonna medley of kraai onder de douche alsof ik Sophia Kruithof ben. Ik neurie, fiedel en zing voorzichtig ingetogen en haal minder vals uit dan met jou om me heen. Hoe blijf je toch zo vrolijk, Ceetje? Ik stop met het lospeuteren van jouw neuspleister, kijk je aan en stel mezelf razendsnel een vergelijkbare vraag. Is vrolijkheid wel gepast bij zo’n somber vooruitzicht? In de drie maanden dat je dood gaat, vraag je het geregeld en vast omdat je zo graag mijn antwoord hoort dat voorbij het einde ongewijzigd blijft. Ik ben nog steeds gelukkig met jou, bloos ik verlegen alsof je me net om verkering hebt gevraagd. Ik ben zo, D. Alles bestaat naast elkaar, in het moment. Zonder toneelspel, desondanks en mede daardoor houdt de zon mij vast. Ik wil dat je met een gerust hart loslaat omdat ik mijn eigen lot draag. Jij hebt me met zoveel geduld door het leven, de ervaring en over de wereld gesleept totdat ik voelde dat het ook allemaal in mij zit. Liefde ontwaakt zichtbaar in het allerkleinste. Zo is het hoor, Switi, zeg je trots. Jij vindt het gewoon gezellig dat ik in het leven van alledag doorstap en thuiskom met een nieuw verhaal na een bakkie troost in de stad. Maar je weet niet dat ik de zes weken voor jouw euthanasie als je slaapt in de ochtend en avond op de bank huil terwijl ik luister naar We all Complete uit de film Never let me go. Want als jij wakker wordt, voelt het gewoon weer goed omdat jouw liefde alles overstraalt en ik je nog altijd de mooiste vind. En de liefste. 

Ik kniel aan jouw kant van het bed, leg mijn hoofd op je kussen en pak je hand. Nu ik hier stil ben met jou, kruipt het gevoel steeds benauwder op dat ik dat ene, meest belangrijke detail rond jouw dood over het hoofd zie waardoor ik postuum alles alsnog verkeerd heb aangepakt. Ik krijg niet helder wat het is, maak chagrijnig courgette soep en poets stevig de middag door om een rouwtantrum te voorkomen. Het beeld ligt op het randje van mijn derde oog klaar om met een knipoog de wereld in te buitelen. Ik unwind ’s avonds voor Netflix bij het derde seizoen van Anne met een E wanneer plotseling mijn grootste twijfel door de ruimte schiet alsof het in een flipperkast is beland. Heb ik eigenlijk wel goed afscheid genomen op het moment dat je dood ging? Heb ik voldoende naar je geluisterd en wel de liefste dingen gezegd? Was het voor jou wel bijzonder? Had je niet liever andere klanken in je oren willen laten wegsterven dan mijn laatste woorden? Je ligt onder mijn flamingo fleecedeken, het dekbed erover heen. We hebben nog enkele minuten samen. De hartjesslinger begint plotseling te wapperen. Buiten is het windstil. Ik ga door de knieën en pak je hand. Je grijp naast je. Uit het glas haal je nog snel een laatste partje mandarijn-uit-blik voordat je op een uitademing jouw laatste woorden geeft. Weg was je. Zo’n euthanasie is helemaal niet romantisch. En dat ik nu ook wel eens denk, ik had best iets speciaals voor mezelf kunnen vragen. Want stiekem heb ik veel liever zo’n magische laatste zin helemaal alleen voor mezelf in plaats van, ik houd van iedereen. Al is het maar een paar woorden om me aan vast te houden omdat ik het gevoel zo mis speciaal voor jou te zijn.

Voor vertrek naar Nederland loop ik de bergen in. Het is vroeg, warm en ruimtelijk stil. Omdat het voelt alsof je stap voor stap meeloopt, kijk ik regelmatig om. Na een half uur ben ik boven. Achter me ligt de Picos de Europa, stoer en nog altijd met een eierdopje sneeuw over de toppen. Ik ga in het gras zitten en kijk over jouw schouder mee naar de kustlijn waar Celorio, Poo en Llanes aan het strand liggen als Kwik, Kwek en Kwak. Nu bel ik Oma, denk ik, voordat het erbij inschiet. Ik houd zo van haar omdat ze van die typische oma-dingen zegt. Ze schudt een beetje ondeugend op omdat ze niet hoeft op te voeden en aan het eind van haar leven overziet dat het uiteindelijk allemaal heel simpel is. Niet kniezen hoor meid, zegt ze. Neem het er maar van. Dan blijf je toch lekker daar! Ze blijft het niet-kniezen-geniet-en-neem-het-ervan als dementiedeuntje herhalen. Als bijna 100-jarige cheerleader juicht Oma me toe een aanloop te nemen om het avontuur in te duiken. Ze staat op het grote veld vol mogelijkheden te wapperen met pompoms als startsein om op een enkele hink-stap te springen naar klein geluk, ingetogen genieten en gewoon zijn. Ik ben op Rumoro, Oma. Als je er gelukkig bent, dan blijf je toch lekker daar. Waar ben je dan? herhaalt ze iedere paar minuten als het begin van haar yel. Niet-kniezen-geniet-en-neem-het-ervan, niet-kniezen-geniet-en-neem-het-ervan, niet-kniezen-geniet-en-neem-het-ervan. Het maakt me zo gelukkig. Vooral omdat ze de hartelijke dingen die ze over jou zegt blijft herhalen en ik er niet genoeg van krijg te horen hoe lief ze je vindt. Waar ben je dan? vraagt ze. En dan begint het gewoon weer opnieuw.

Ik swipe door de jaren ’90. Het sterkt vertrouwen dat er een tijd is geweest dat wij los van elkaar waren en ik geen weet had van jouw bestaan. Ik kon het toen ook, bedenk ik, rondstappen in een decennium zonder dat ik je zoek, mis of om je huil. Ik blader door en besluit dat ik je als twintiger helemaal niet leuk vind vanwege de uitbundige bierfeestjes op Spaanse campings en de foto’s waarop je met jaren zeventig meisjes snavelt. Ik leg het album weg en schrik omdat ik zoiets alledaags van jou tegenkom als je portemonnee. Je hebt het uit je broekzak gehaald bij thuiskomst die laatste keer uit het ziekenhuis en gedachteloos op de plek neergelegd waar het altijd ligt. Zo’n gewone handeling past eigenlijk niet bij zo’n buitengewoon hongerige ziekte. Ik voel lichte schuld alsof ik jou ben vergeten omdat ik de portemonnee over het hoofd heb gezien terwijl het dagelijks uit jouw broekzak kwam. Ik vind de aankopen van onze laatste vakantie naar Rumoro. We staan bij de ANWB voor twee blaastesten, een wegenkaart Europa en gevarendriehoek. Ik haal peagebonnen eruit, jouw pasjes en tel € 5,85 aan kleingeld. Net genoeg voor appelgebak met slagroom bij Metropole. Jouw creditcard met fotoprint sandwich ik tussen mijn ov-pas en rijbewijs. Ik stof de uitdragerij van mijn bedevaart op je nachtkastje af en neem de bedrand mee. En dan zie ik opgekruld in de linkerbovenhoek onder het puntje van het kussen waarop jouw traan ligt ingedroogd één enkele haar van jou. Ik laat alles vallen, grijp de Koele Kikker en stort in de woonkamer op de grond voor een jammersessie. Nu is het genoeg. Ik eis dat je terugkomt om me op te halen zodat we tijdens het boodschappen weer verstoppertje kunnen spelen.

Het is weken ongekend winterweer op Rumoro. Droog, zonnig en met hoge temperaturen. Ik zit vroeg in de ochtend buiten nadat ik verliefd wakker word uit een droom met jou. Je gaat dood, diezelfde avond nog, maar wilt op een heel andere manier afscheid nemen. Je neemt me mee uit eten. Jij bent jij zoals we waren toen ik pas net je vriendinnetje was en het elke keer als een van ons zei dat we verkering hadden nog zo speciaal kriebelde in de buik. Ik ben echt heel gek op je geweest, druk je me op het hart. Zo verliefd. Ik vond je zo leuk. Wat hebben we veel plezier gehad. Je zegt het allemaal. Met dat gevoel word ik wakker. Ik vind het dan niet zo erg dat ik weer eens om 3.55 wakker schiet. Vanuit het zuiden blaast de wind over de bergen heel zachtjes wat warmte in mijn gezicht. Ik kijk naar boven. In de lucht tekenen twee vliegtuigen kort boven elkaar een perfecte lijn alsof ze tegelijkertijd uit een parallellel universum komen aanvliegen. De zon weerkaatst haar kracht via de elementen. Ik zing Akal dat deathless, undying, betekent en maak bijna een vrije val in de schepping. Ik voel me licht misselijk, duizelig alsof ik dieptevrees heb. Het voelt net als vroeger. Als kind was ik bang voor elektricitiespalen langs de weg en eigenlijk alles dat de hoogte in torent. Ik durf dan niet omhoog te kijken en wil me het liefst plat op de grond drukken. Ik heb nietigheidsangst. Jij gniffelt. Echt wel, Switi. Ik houd vast aan Akal, geef me over aan wat groter is dan jij, ik en wij allemaal samen. Als ik naar boven kijk, zie ik de parallelle werelden langzaam samenvegen in het zachtste zoetrose achter de bergen. 

Op de minst verwachte momenten stampt mijn rouwfurby, het wezen tussen mij en de buitenwereld, de trap af. Het leert op de wc iedereen de les en moppert in de keuken uren door waarna het langzaam afzwakt tot gemekker. Ik ben niet kwaad op jou, de dood of mezelf maar op ‘mensen’ die ik bedank omdat ze als katalysator tot zelf-inzicht bewegen. Ik verwijs een voor-heengaan-vriendin naar WEEK 23, De Rouwgrot. Rond jouw dood laat ze niks horen maar appt uit het niets, He C, heb je mijn kattenmand nog? Ze r-appt met geen woord over jou, vraagt niet hoe het nu met me is en valt met die mand ongevraagd mijn grief cave binnen. Ik reageer niet en verwijder het appje zodat jouw naam weer bovenaan staat. Ze probeert het twee weken later weer. “Ik dacht dat wij vriendinnen waren. Jammer dat je geen tijd voor mij vrijmaakt. Je zult het wel enorm druk hebben. Ik hoop dat de dood van D je brengt waar je zou moeten zijn.” Mijn rouwfurby vijlt de nagels maar ik gooi het bericht in de grote alles-is-liefde-vertaalmachine. Ze mist me vast. Maar ik heb niks te geven omdat ik al zo groot verloren heb. Selfcare first. Een andere vriendin vraagt wat er aan de hand is wanneer ik vertelt dat ik zoveel huil. Hoezo, Watskeburt!? Mijn monster schiet direct in de rouwverdediging. Het bokst met iedereen die jou negeert en om rouw heen walst omdat het zowel Belle als het Beest is. Iedereen die een grafplaat voor het hoofd heeft of doet alsof het leven ‘gewoon’ doorgaat, kan een haal van mijn furby krijgen. Soms moet ik ineens je ouders bellen omdat zij een stuk van jou zijn en ik vreselijk bang ben om je via via helemaal kwijt te raken. Zij stellen jouw bestaan zeker, dat je ergens vandaan komt en blijft hangen in een stamboom. Je blijft altijd hun zoon. 

Ik ruim stoer jouw nachtkastje leeg maar laat de mandarijntjes-uit-blik wel staan. Het lijkt zo anders zonder de artefacten rond jouw dood die – net als ik – zo van minimal houdt en je uitholde totdat er weinig meer over was. LinkedIn stuurt een lijst met Top Job Picks en meent dat Team Manager Crematorium bij Dela de beste match is. Zo’n algoritme is helemaal niet woke of misschien juist te wakker omdat het aan de horizon van mijn beeldscherm iets ziet dagen wat ik in de verste verte mis. Ik heb de houtvreter op Rumoro getemd, stook er elke dag vuur en schep as weg. Het staat vast goed op mijn levenswandel naast ritueelmuts, transitietroela en rouwtitatovenaar. We hebben in vijftien jaar zoveel samen beleefd dat de bedrading tussen ons een neuronale wolwinkel vult waarmee een bescheiden dorp met gemak een jaar lang spencers breit. Neurons that fire together, wire together. Iedere dag verlies ik je in iets kleins, simpels of groots omdat alles gekoppeld is aan onze liefde. Dan dooft er iets in mij, een herinnering sterft af of keert om omdat de fakkels langs onze zwerftocht onverlicht blijven. We vuren niet meer samen af. Voordat ik naar Toulouse vertrek, spreek ik met Barna af bij Metropole. Het is vrijdag, jouw sterfweekdag. Ik bestel bubbels. We hebben geen appelgebak meer, mevrouw. Ik brom binnensmonds dat ik die dikke slagroom toch niet nodig heb en bestel carrot cake. Onderweg naar huis is het een moment lente. Op de Johan de Wittlaan heb jij rozenblaadjes voor me uitgestrooid uit liefde voor de weg die ik ga. Heel kort verdwijnt het doffe gedreun naar de achtergrond. Ik zie de bomen van Mondriaan die zo prachtig de essentie weergeven en denk aan Barna die ook groot verloren heeft. Het is gek, zegt ze, je bent zo veel weg, zo weinig nog hier maar je bent altijd dichtbij. Dat is liefde. 

R O U W woelt los tussen de wortels. Alles valt in het niets bij jouw dood. Wat kan mij nog gebeuren. Ik voel me tegelijk verloren en vrij. 

CARINA WIEGMAN (Groningen, 1972) reist, schrijft en geeft taoïstische buikmassage. Ze studeerde levensloop psychologie aan de Open Universiteit. Eind 2018 sterft de liefde van haar leven – so far – waarmee ze 15 jaar over de wereld zwerft. RRRauw! is haar debuutroman (2019). Momenteel schrijft ze vanuit Saint Antonin de Noble Val aan haar tweede roman, Marathon (winter 2021).

RRRauw! is het hilarisch ontroerende jaar van een kleurrijke rouwdouwer die je met de speed of love vanuit de veilige knuffelvortex van haar grot meesleept door een volle bak echte rouw en de liefde die met kwetsbare humor overeind blijft als twee geliefden in drie maanden tijd versneld samen oud worden.

bestel, lees en luister via www.rrrauw.nl

Write a Reply or Comment

Your email address will not be published.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.